FACE TO FACE - Ate van der Land uit Ysbrechtum: “Ik ben niet van de vakanties en al helemaal niet van het vliegen”

Door: Richard de Jonge za 30 mrt, 20:37 Algemeen
Foto: Laura Keizer
Ate van der Land
Ate van der Land

YSBRECHTUM - Het is klaar. Na ruim een halve eeuw werken houdt Ate van der Land (67) uit Ysbrechtum ermee op. Na Landustrie Sneek, een loonbedrijf, de Marine en een grasdrogerij werkte hij de laatste 25 jaar met veel plezier bij Attema in Heeg. Misschien wel zijn mooiste herinneringen aan zijn werk bewaart hij echter aan Old Vic, de uitgaansgelegenheid in IJsbrechtum, al heeft Ate een baan in de horeca nooit geambieerd.

Ate van der Land werkte daar ik weekends. “Als hobby”, zegt hij. “We hadden in Old Vic weleens een receptie waar je ook moest uitserveren, koppen soep en zo, dat lag mij niet. Achter de bar vond ik het leukst. Dat uitserveren deden Harry en Menno. Dan maakte ik achter de bar alles klaar en slingerde ik die soepkoppen allemaal vol.” Menno is Menno Wispelwey Met Harry wordt Harry Diekstra bedoeld, de bekende Sneker ondernemer. Dé uitgaansgelegenheden in Sneek waren in die tijd De Lichtboei en De Sneker Pan, volgens Ate. met elke week ‘levende muziek’ zoals dat toen heette.

Meezingen rond de piano

Levende muziek. Ate: “Dat hadden ze ook in Old Vic, maar alleen op zaterdagavond. Wij hadden bands als Mood & Fun, Midnight, 538 en Emily. Die hadden een repertoire dat klonk als een klok. ‘Midnight Hour’ van Wilson Pickett en zo, schitterend. We hadden een piano staan waar Harry zelf op speelde. Vroeg in de avond, in afwachting van de mensen speelde hij muziek van Fats Domino, ‘Blueberry Hill’. Wij eromheen en meezingen. Prachtige tijd.”

Korte nachten

“Ik ben daar begonnen als glazenophaler op vrijdagavond. Dat was de rustigste avond. Kon ik mooi wennen, vond Harry. Later ook op zaterdagavond. Dan hadden we rond de tweehonderd mensen binnen. De leukste tijd was toen ik achter de bar stond. Dat was echt mijn ding. Op zondagavond hadden we vooral veel boeren uit de omgeving. Die wilden ook wat eten en dus hadden we blokjes kaas, worst en bitterballen. Dan had ik de bar en de keuken. Dan was ik moederziel alleen, dat was aanpoten. Dan om twee uur de deur dicht, de klanten eruit werken en dan moest je nog schoonmaken. Dan lag ik op maandagmorgen tussen half vier en vier uur in mijn bed en om half acht weer bij Landustrie aan de bak.”

Aan de kant gezet

“Bij Landustrie Sneek ben ik meteen na de lts gaan werken als machinebankwerker. Toen ik er een jaar of acht, negen werkte, kregen we de eerste ontslagronde en daar was ik ook bij. Er moesten toen een man of 75 uit. Mensen die er al ruim dertig jaar werkten, zonder pardon, wegwezen. Anderhalf jaar later kregen ze met nóg een ontslagronde te maken en daar was ook mijn toenmalige chef bij. Die zei: ‘Nu weet ik hoe jij je hebt gevoeld’. We werden gewoon aan de kant gezet, waardeloos.” Na een periode zonder vast werk vond Ate bij loonbedrijf Wierda in Goënga nieuw emplooi, als oproepkracht. Van Goënga ging het naar de Marine in Den Helder waar hij aan de slag ging als monteur, via een uitzendbureau.

Wéér op straat

Had het lot niet anders bepaald, dan was hij daar de rest van zijn werkzame leven gebleven en had hij daar wellicht ook gewoond. “Ik had het daar enorm naar mijn zin en mijn chef was ook erg tevreden. Die vroeg op een gegeven moment of ik niet in vaste dienst wilde komen. Harry Diekstra heeft toen een sollicitatiebrief voor me geschreven.”

Een vaste aanstelling kwam er niet van want op dat moment ging het niet zo goed met Verolme Scheepsbouw. Dat bedrijf had personeel over en dat werd in Den Helder te werk gesteld. Weer vloog Ate er uit. “Dat spijt me nog steeds; ik had er graag voor altijd willen werken. Dan had ik Friesland achter me gelaten en was ik daar ook gaan wonen”, mijmert hij. Via de Marine ging hij naar grasdrogerij Pasveer. Dat ging goed tot er na dertien jaar te hebben gewerkt, een faillissement roet in het eten gooide. Wéér stond de sympathieke in Ysbrechtum geboren en getogen Ate van het Land op straat. “Ze maakten wel een doorstart, maar het gros van de oude garde hoefden ze niet meer.”

Een komen en gaan van mensen

Pas bij Attema Heeg kreeg hij een vaste basis. Bij dit bedrijf heeft hij de laatste 25 jaar gewerkt, waarvan de laatste tien jaar in Sneek. “Shovel- en administratief werk”, noemt hij het zelf. Tot de dag van dit gesprek, want deze vestiging is gestopt, de huur is opgezegd, toevallig samenvallend met zijn pensioen. “Ik heb het hier erg naar mijn zin gehad. We hadden hier de wereld aan siergrind, en zand- en grondhandel. Er kwamen hier aannemers, stratenmakers; het was hier vooral zomerdag een komen en gaan van mensen. Potje drop op de balie, dan bleven ze vaak hangen voor een praatje.”

Afscheid nemen

Dat komen en gaan van mensen gebeurt ook tijdens dit interview, want er wordt wél aandacht geschonken aan het pensioen van Ate van der Land. Ate krijgt bezoek van Douwe Attema, een van zijn bazen. Die brengt taart mee. En hij is niet de enige. Een paar keer worden we onderbroken door bellers, nóg een baas die afscheid komt nemen, buurmensen en klanten, al dan niet met taart. En kortgeleden werd Ate verrast met een afscheidsfeestje op een vrijdagmiddag en aan het eind van het jaar wordt dat nog eens dunnetjes overgedaan met een passende feestavond.

Toch is afscheid nemen behoorlijk relatief, want hij zegt: “Ik laat ze niet zitten. Ik kom naar zeker Heeg om eens een dagje werken. Ik heb tegen Douwe gezegd: ‘Bel me maar als je me nodig hebt’.” En verder, om zijn dagen te vullen, vindt hij het doe-het-zelven in en rond hun woning een leuke bezigheid en maken Ate en zijn partner Aggie samen graag toertjes met de auto.

De boel belazerd

Ate woont alweer 45 jaar in zijn geboortedorp Ysbrechtum, na een uitstapje van anderhalf jaar in Sneek. Hij woont er samen zijn Aggie. “Ik heb weleens nagedacht over trouwen, maar dat liep toen op niets uit”, zegt hij, en hij krijgt hij een vraagteken op het voorhoofd van de verslaggever. Ate legt uit: “Dat trouwen zou met mijn toenmalige vriendin, maar die ging ervandoor met mijn allerbeste maat. Dat was geen leuke periode. Ze was mijn jeugdliefde; we kregen verkering toen ik een jaar of zeventien, achttien was. We zijn bijna tien jaar samen geweest. Dat heeft een behoorlijke wissel op mijn leven getrokken. Het is 38 jaar geleden, maar het doet me nog steeds zeer. Zeg dan; ‘Ik zie het niet meer zitten; ik wil bij je weg’, maar belazer de boel niet. Ik ben daarna zeker drie jaar vrijgezel geweest; vond dat ik het eerst maar aan de kant moest zetten.”

Ate hééft het aan de kant gezet, en hij moet lachen, als hij zegt: “Ik heb tot Aggie wel een paar relaties gehad, maar dat was het steeds niet. Ik was net als de verkiezingen, zwevend.”

Vrije tijd

En nu is de vraag natuurlijk of hij niet bang is voor het zwarte gat? “Nee joh, ik heb zat te doen”, is het antwoord op de komende vrije tijd-periode. “Ik ben niet van de vakanties en al helemaal niet van het vliegen. Bij de grasdrogerij hadden ze jaarlijks een personeelsuitje. Ik kon daar altijd onderuit, maar heb me een keer over laten halen. Dat was naar Nice. Klopt, dat is maar een paar uurtjes vliegen. Maar in een paar uurtjes kun je behoorlijk angstig zijn. Man, wat was ik bang! Dat nooit weer!”

Opgevoerde brommers

“Ik ben veel met mijn brommertjes bezig. Ik heb twee Honda’s en een Kreidler, die staan thuis in een apart schuurtje. Ik doe zelf het onderhoud, behalve de motorblokken reviseren. Daar heb ik geen verstand van. Maar een keer een cilinder vervangen doe ik zelf. Zomerdag maken we regelmatig tochtjes. Hier in de omgeving of we gaan mee met officiële brommertochten. Als ze in de buurt zijn gaan we er op de brommer naartoe. Maar we rijden ook wel in Gelderland, Overijssel, Drenthe, door de Bollenstreek.

Dan zetten we ze op een aanhanger. Meestal zijn we met een man of tien twaalf, uit Sneek en een paar uit Joure. Zijn we de hele dag op pad. Ik ben ervoor warm gemaakt door een maat. Die zei: ‘Je kan wel een keertje mee’. Ik dacht dat het niets voor mij was; we hebben vroeger zovéél brommer gereden. Maar toch maar een keertje meegegaan, en toen was ik verkocht.”

Komt er een motor in de toekomst? “Nee joh, op de eerste plaats heb ik geen rijbewijs en een motor? Dan draai ik het gas open en weet ik niet of ik wel in één stuk thuis kom. Trouwens die brommertjes gaan ook hard genoeg. Ik heb ze allemaal opgevoerd, er is niks origineels”, zegt hij met een jongensachtige twinkeling in zijn ogen. “Negentig halen ze wel.”

Foto: Laura Keizer
Tekst: Richard de Jonge