Culturele omnivoor Tjeerd Ligthart - ‘Ik ben een máker’

grootsneek
Afbeelding

‘Ik ben een máker’, zegt culturele omnivoor Tjeerd Ligthart uit Sneek. Met zijn handen, maar ook met zijn hoofd en zijn hart. Als elfjarige schreef hij al poëzie; op de middelbare school (mts bouwkunde) ontwierp hij een met de zon meedraaiend huis op een paal; tijdens zijn periode als kelner/ kok in de horeca maakte hij mensen blij met zijn humor en smaakpapillen kietelende (Indonesische) gerechten; na zijn derde dichtbundel ging hij op een bakfiets op tournee door Nederland om zijn werk voor te dragen; hij maakt muziek en geeft workshops djembé en houtbewerking; hij is een verhalenverteller en repareert en maakt muziekinstrumenten en reclameobjecten om de Popkelder op te stoten in de vaart der volkeren. Aldus een bescheiden greep uit zijn oeuvre. Een portret van Tjeerd Ligthart, een in- en inpositieve Noorderhoeker.

Tjeerd kwam in 1951 ter wereld in een rijtjeshuisje in de Noorderhoek als achtste van het tien telgen tellende gezin Ligthart en bracht daar zijn jeugd door. Vader Anne Ligthart was korporaal in het Koninklijk Nederlands-Indische Leger (KNIL), waar hij dertig jaar diende in ‘onze overzeese gebieden’. Daar ontmoette hij zijn vrouw Charlotte Breemer, van oorsprong Molukse met heel in de verte Duits bloed in de aderen.

Van Nederlands-Indië naar de Noorderhoek

‘We hadden een groot gezin,” vertelt Tjeerd, “bestaande uit zeven meiden en drie jongens, waarvan ik de achtste in rij was. Mijn vader heeft tijdens de Tweede Wereldoorlog drieënhalf jaar in Japanse krijgsgevangenkampen gezeten en daar vreselijke dingen meegemaakt. Na de oorlog keerde hij als oorlogsinvalide met ons gezin terug naar Nederland. Wij kregen een woning in Sneek, in de Eeltje Halbertsmastraat. Dat was voor onze uitgebreide ‘menage’ best inschikken. We sliepen met zijn drieën of vieren in een tweepersoonsbed. Toen de oudsten het huis uitgingen, kreeg de rest wat meer ademruimte.”

“Jullie zien mij hier nooit meer!’

“Wat mij nog steeds vreselijk boos maakt is dat mijn vader voor de jaren in krijgsgevangenschap geen cent soldij heeft ontvangen van de Nederlandse Staat. Hij kreeg na de oorlog wel een uitkering, maar daar bleef niet veel van over na de veertig procent die werd ingehouden ter derving van de kosten van de overtocht, van de kleding die wij kregen voor de reis naar Nederland en van het voorschot om de woning in Nederland in te richten.”

Toen ‘korporaal Ligthart’ zijn uitkering voor de eerste keer ophaalde bij het gemeentelijke loket in Sneek, werd hij zo pissig over deze behandeling na dertig jaar trouwe dienst, dat hij de envelop door het loket terug smeet met de woorden: ‘Ik hoef jullie geld niet! Jullie zien mij hier nooit meer!’ Zo harteloos als de Nederlandse Staat haar gerepatrieerde overzeese onderdanen als een baksteen liet vallen, zo hartverwarmend was de ontvangst in de Noorderhoek.

‘Schraalhans was keukenmeester’

“We hadden door die actie van mijn vader geen cent. ‘Schraalhans was keukenmeester’, maar er kwamen van alle kanten goede gaven. Van groenteboer Jansen kregen we groente, die weliswaar over de houdbaarheidsdatum was, maar nog goed te eten. Mijn vader ging vaak vissen. Dan kregen we vis in plaats van vlees. Soms kreeg mijn moeder een stuk gehakt van de slager. Dan werd er gehaktbrood gemaakt. En als er visite was, want iedereen kon ondanks alles bij ons aanschuiven, dan werd het plakje gehaktbrood dat wij kregen wat dunner. Als mijn moeder nasi goreng maakte, dan werden de buren uitgenodigd om een pannetje ‘Nasi bij Ligthart’ te komen halen. Alles kon. Prachtig was dat.”

Creativiteit werd bestraft in plaats van aangemoedigd

“Mijn lagere schoolperiode op de Bolwerkschool was een fantastische periode. In het vervolgonderwijs echter had ik als kritisch en taalvaardig jongetje regelmatig aanvaringen met docenten. Ik deed eerst de lts in Sneek, richting elektro en vervolgde mijn opleiding aan de openbare mts in Leeuwarden, richting bouwkunde, met de bedoeling om daarna door te stromen naar de hts.

We werden op de mts regelmatig uitgedaagd om het beste in onszelf naar boven te halen. Bijvoorbeeld met de opdracht om een huis te ontwerpen, compleet met detailtekeningen, sterkteberekeningen, de hele rataplan. Dagen en nachten heb ik mijn hele ziel en zaligheid in mijn ontwerp gelegd. Een schitterend huis op een pilaar, met een dak dat met de zon meedraaide. Met als teleurstellend resultaat het laagst mogelijke aantal punten, omdat het ‘niet uitvoerbaar’ zou zijn. Discussie volgde op discussie. Het was vechten tegen de bierkaai. Toen knapte er iets bij mij. Ik heb mijn spullen gepakt en met de woorden ‘Ik wil niets meer met jullie te maken hebben!’ (waar zijn we dat eerder tegengekomen?) ben ik opgestapt. Creativiteit werd bestraft in plaats van aangemoedigd. Dat betekende het einde van mijn mts-opleiding en mijn hts-aspiraties.”

Geveld door de euro

‘Ik ging aan de slag in de horeca. Een jaar of twintig heb ik in talloze restaurants door heel Nederland gewerkt. Ik volgde tussendoor een cursus Indonesische keuken en haalde al mijn horecapapieren. Totdat het heen en weer vliegen tussen huis en werk en ’s avonds laat weer terug mij te veel werd.

In 1996 zijn mijn broer en ik voor onszelf begonnen met een Indonesisch restaurant aan de Veemarkt. We hebben het daar tien jaar uitgehouden. Aanvankelijk crescendo, maar met de komst van de euro werd onze huur in guldens omgezet in hetzelfde bedrag in euro’s en dat bleek een kostenpost die ons als een molensteen om de nek hing en uiteindelijk ook de das om deed. In 2006 hebben we de stekker eruit getrokken. Het was mijn eer te na om een faillissement aan te vragen, dus heb ik toen afspraken met onze schuldeisers gemaakt om ze in termijnen af te betalen. In 2018 heb ik het laatste bedrag overgemaakt.”

Noorderhoek, de Javaanse buurt

“Mijn vrouw Henriette, van origine afkomstig van Java, woonde net als ik in de Noorderhoek, die door de uitgebreide Indische enclave in de volksmond ook wel de ‘Javaanse buurt’ werd genoemd. Ik had haar al een paar keer gespot en heb op een gegeven moment de stoute schoenen aangetrokken en schaapachtig stamelend voor het Friese Schathuis het eerste contact gelegd. Er bloeide wat moois op. In 1972 zijn we getrouwd. We hebben twee kinderen op de wereld gezet, van beide soorten een. Inmiddels ben ik zes keer opa en beleef ik prachtige avonturen met mijn kleinkinderen.”

Poëzie als rode draad door het leven

“Ik schrijf, net als een van mijn zussen, al poëzie vanaf mijn elfde jaar. Daar deed ik toen nog niets mee want daar was ik veel te bleu voor. Ik liet het wel lezen aan familie en bekenden. Die vonden dat ik daar wel wat mee zou moeten doen. Dus heb ik in 1984 mijn eerste bundel uitgegeven, in eigen beheer. Later zouden er nog vier volgen. Mijn zus en ik hadden het snode plan om samen op Pasar Malams op te treden. Maar de avond voordat onze première plaats zou vinden op de Pasar Malam in Den Haag werd ze getroffen door een hartstilstand. Dat was op zijn zachtst gezegd dramatisch.

Na mijn derde bundel besloot ik eind jaren 80 om op tournee te gaan. Van Sneek naar Amsterdam, op de bakfiets. Dat was mijn vervoermiddel, mijn podium en mijn slaapplek. Ik ben een jaar gestopt met werken om die droom waar te kunnen maken. Op mijn ‘bakfietspodium’ droeg ik voor uit eigen werk. Als ik dan wat boekjes verkocht of een paar guldens ‘in de ponk’ kreeg, had ik die dag weer te eten. Heel veel mooie reacties van mensen, zoals de zwerver die mij ’s ochtends wekte. Hij haalde met zijn ongewassen handen met zwart omrande nagels een stuk brood uit de jaszak van zijn veel te grote jas. Dat was emotioneel. Iemand die geen nagel had om zijn kont te krabben en toch zijn eten voor die dag met mij wilde delen.’

Uitmarkt Amsterdam

Op het eindpunt, Amsterdam, kwam ik midden in de Uitmarkt-drukte terecht. Op mijn bakfietspodium stond ik midden op de Dam uit eigen werk voor te dragen en al snel kwamen er andere dichters bij, die vroegen of ze ook gebruik mochten maken van mijn bakfiets. Op een gegeven moment stonden we spontaan om en om poëzie voor te dragen en verkocht ik mijn eigen gedichtenbundels. Ik heb op die dag voor meer dan drieduizend gulden verkocht. ’s Nachts lag ik nog na te trillen van de adrenaline.”

Popkelder Sneek heeft bestaansrecht

“Een van die dingen waar ik mij momenteel zeer intensief mee bezig houd, is de Popkelder aan de Havenstraat in Sneek. Die leek twee jaar geleden een zachte dood tegemoet te gaan door het teruglopend aantal oefenbandjes -  corona -  en  daardoor oplopende huurachterstand. Er vond een bestuurswisseling plaats om een doorstart te kunnen maken.“

Tjeerd Ligthart, de nieuwbakken voorzitter en waarnemend secretaris van sthting De opkelder Sneek, bruist van de creatieve ideeën om de oefenruimte nieuw leven in te blazen. “Er gloort hoop, want de animo lijkt te stijgen. Daarnaast zijn we op meer fronten bezig om de levensvatbaarheid te vergroten. Met plannen voor de verkoop van tweedehands muziekinstrumenten, danslessen, workshops  - met kinderopvang -  jamsessions, toneel, cabaret of stand-up comedians. Ik word hier blij van en weet zeker dat we hier wat moois van máken.’

Tekst en fotografie Wim Waldax