Cover verhaal: Babs Eliasar, ‘barones’ van het Sint Antonius Ziekenhuis

grootsneek
Afbeelding

“Wie zijn verleden vergeet, is gedoemd om in de toekomst dezelfde fouten te maken. Je moet je ontstaansgeschiedenis koesteren; daar is je heden op gebouwd.” Met deze veelzeggende uitspraken opent Babs Eliasar uit Sneek het gesprek over haar leven en -onlosmakelijk daaraan verbonden – over de meer dan dertig jaar die zij, als een spin in het web, was verbonden aan het ‘Sint’ Antonius Ziekenhuis, zoals zij het vaak blijft noemen.

Babs Eliasar praat bevlogen over de bijna drie decennia dienstverband met Antonius, de laatste jaren als coördinator en vrijwilliger van de Commissie Historie, verbonden aan het Antonius Ziekenhuis. Daarvóór was Eliasar binnen Antonius secretaresse van het Hoofd Kliniek en Dienst Behandelafdelingen; secretaresse van de afdeling Cardiologie, redactielid van het vernieuwde personeelsblad ‘Antoniuscoop’, penningmeester van de personeelsvereniging, huisfotograaf, samensteller van het boek ‘100 jaar Antonius Ziekenhuis in beeld’, initiator van de werkgroep Commissie Historie, dito van de werkgroep Digitalisering, die het wegkwijnende archief voor de toekomst veiligstelde, en was ze coördinator van datzelfde archief. Het moge duidelijk zijn dat stilzitten niet in haar aard zit, ondanks de ongemakken van haar lichaam dat haar steeds verder in de steek liet.

Erfenis uit de oorlog

Babs Eliasar werd op 13 september 1947 geboren als tweede kind van door de oorlog ernstig beschadigde ouders. Haar vader, Joods, probeerde in 1942 met zíjn vader naar Zwitserland te vluchten. Dat lukte hém wel, maar haar opa werd tijdens de vlucht in Frankrijk opgepakt en in Auswitsch vermoord, net zoals veel familieleden. Haar moeder, met de Engelse nationaliteit, verbleef van 1940 tot 1944 in een Duits interneringskamp. Ze werd tegen het einde van de oorlog uitgewisseld tegen Duitse krijgsgevangenen en kwam in Londen terecht, waar ze in juni 1945 trouwde met haar vriendje van vóór de oorlog, Babs’ vader. Ze kwamen in juni 1945 berooid terug in Nederland. Ze kregen drie kinderen: naast dochter Babs een oudere en een jongere zoon.

Babs Eliasar:  “De oorlog en de emotionele gevolgen daarvan lopen als een rode draad door mijn leven. Er werd nooit over gesproken, maar als je als kind wel eens verdriet had, kreeg je te horen: ‘Hou op met huilen, we hebben al genoeg verdriet gehad’. Als kind begreep je daar helemaal niets van. Er heerste in huize Eliasar een onzichtbare maar onmiskenbaar aanwezige spanning.”

Van de Holland-Amerika Lijn naar een bouwkeet in Stavoren

“Ik wilde graag het huis uit en kreeg die kans toen ik op zeventienjarige leeftijd in de Rudolf Steinerkliniek in Den Haag als leerling verpleegkundige de opleiding ging volgen. Ik leerde een leuke mijnheer kennen, hij was scheepswerktuigkundige bij de Holland-Amerika Lijn, de HAL. We zijn getrouwd in 1969 en ik mocht als eerste vrouw meevaren op een vrachtschip van de HAL. ‘Secretaresse’ stond er in mijn monsterboekje. In die periode heb ik alle uithoeken van de wereld gezien. Dat was in alle opzichten een verrijking van mijn leven.

De wal trok, te meer omdat we inmiddels een zoon hadden gekregen. Begin zeventiger jaren kregen we de mogelijkheid om beheerdersechtpaar te worden van de jachthaven Marina in Stavoren, dat toen nog in de kinderschoenen stond en nul comfort en luxe bood. Meewerken als een kerel voor een éénpersoons beloning en wonen in een caravan en later bouwkeet. Dat was een best heftige periode. Mijn lijf heb ik in die periode dermate overbelast dat ik het bestaan als ‘bootwerker’ niet meer zag zitten en in 1979 een open sollicitatie naar het toenmalige Sint Antonius Ziekenhuis in Sneek stuurde. Ik werd aangenomen als secretaresse van het Hoofd Kliniek en Hoofd Dienst Behandelafdelingen, dus zeg maar het hele ziekenhuis. Dat heb ik tien jaar gedaan.”

Spin in het web

“Ik zat daar als de spin in het web, met heel veel planning en ad hoc zaken regelen in geval van ziekte en calamiteiten. Maar ook veel gelachen. Een nieuwe uitdaging vond ik daarna als secretaresse van de afdeling Cardiologie; een beginnend specialisme in ontwikkeling en een afdeling die van de grond af moest worden opgebouwd. En prachtige organisatieklus, dat zit mij in het bloed. Ik ben met die afdeling meeverhuisd naar de nieuwbouw van het Antonius Ziekenhuis. Ik was inmiddels penningmeester van de meer dan 1500 leden tellende personeelsvereniging. Leuk, maar een hoop werk naast een reguliere 100%-baan en bovendien, zoals vaak, liefdewerk.”

In 1983 werd ook ‘de Antoniuscoop’, het noodlijdende personeelsblad, nieuw leven ingeblazen. Babs werd redactielid. “Niks computer. Knippen en plakken, fröbelen tot in de late uurtjes” reageert ze. Er ontstond behoefte aan foto’s, dus werd Babs uiteindelijk ook de huisfotograaf van het Antonius Ziekenhuis, die op kwam draven bij recepties, jubilea, andere feestelijke gelegenheden en in voorkomende gevallen ook operaties. “Daarnaast heb ik op verzoek van de toenmalige directie de hele nieuwbouw vastgelegd, vanaf de eerste schep in de grond tot en met de opening en ingebruikname van het nieuwe complex.”

Of ik ook misschien, als het mogelijk was…?

“In onze ‘havenmeesters-periode’ heb ik mijn lichaam zo zwaar overbelast dat ik daarvoor op latere leeftijd de rekening kreeg gepresenteerd. In de loop der jaren ben ik wel vijftien keer onder het mes ben geweest. Dus kan ik wel zeggen dat ik een goede klant ben geweest van mijn ziekenhuis. Dat resulteerde uiteindelijk in een bezoek aan de bedrijfsarts en het UWV. Na een gesprek van een uur stond ik buiten en was ik honderd procent arbeidsongeschikt bevonden. In eerste instantie gooide ik mijn kop in de wind, maar uiteindelijk won de ratio het van de emotie en ben ik in het jaar 2000 definitief gestopt.

Stoppen bleek een rekbaar begrip, want in 2002 werd ik door de directie benaderd; ze zouden dolgraag een fotoboek willen ter gelegenheid van het honderdjarig bestaan van het Antonius Ziekenhuis in 2003. Of ik ook heel misschien, als het mogelijk was…?  Een jaar lang heb ik mij elk weekend begraven onder de dozen vol met foto’s, kaarten, brieven en krantenknipsels. Een kruistocht met twee gezichten. Enerzijds was ik erg blij met de schat aan fotomateriaal, die voor bijna iedereen verborgen was gebleven. De keerzijde was dat het materiaal voor een groot deel ‘terminaal’ was. Maar tijdens het jubileum in 2003 lag er een prachtig beeldverslag in de vorm van het boek ‘100 jaar Antonius Ziekenhuis in beeld – 1903-2003. Uw Zorg, Onze Zorg’.”

De geheimzinnige swastika’s in de kapel

“Bijvangst was dat ik in ‘het archief’ een aantal belangrijke ontdekkingen deed. Zoals de swastika’s die tot 1939 in de gebrandschilderde glas-in-loodramen van de kapel aan de Dr. Boumaweg zichtbaar waren, maar na 1939 in stilte waren vervangen door andere ramen. Dat moet de toenmalige directeur, mijnheer Disse, achter de schermen hebben geregeld, want nergens in de administratie was er ook maar het geringste spoor van terug te vinden.”

(Een swastika – of hakenkruis – was tot aan de nazi-tijd het in vele culturen gebruikte symbool van levenskracht, geluk en heiligheid, in de betekenis van heel(heid); de bijzondere relatie die iemand of iets heeft met God, die geacht wordt zelf heilig te zijn. De Nazi’s misbruikten dit symbool voor hun eigen fascistisch systeem – red.)

Van respect voor historie naar harde efficiëntie

“Wat restte was een schatkamer aan foto’s en ander papieren archiefmateriaal. In 2005 heb ik de directie voorgesteld om het archief te digitaliseren om het te conserveren. Die vonden dat een fantastisch idee. Ik mocht een Commissie Historie samenstellen en voor het digitaliseren kwam er een team van tien vrijwilligers, die drie jaar monnikenwerk hebben verricht met deze werkzaamheden en daarnaast de wisselende expositie’s te verzorgden. In 2008 was de klus geklaard.

In die periode was er een verschuiving waarneembaar van eerbied voor de ‘roots’ van de organisatie naar efficiëntie, bedrijfskundig meetbare resultaten en de opkomende marktwerking. En uiteraard was het argument dat alle uitgaven patiëntgebonden moesten zijn en men vond dat dit bij ons niet het geval was. Er moest bezuinigd worden. De jaarlijkse boottocht voor oud-medewerkers werd gecanceld, de Commissie Historie was een te hoge kostenpost en ook de driemaandelijkse exposities werden geschrapt. ‘Te duur en niet patiëntgebonden’. Bevlogen protesten om het kind niet met het badwater weg te gooien bleken aan dovemans oren gericht.”

Op mijn ziel getrapt

“Tot overmaat van ramp werd door de toenmalige directie het volledige archief van het Antonius Ziekenhuis zonder ruggespraak met de Commissie Historie aan Tresoar geschonken. Niks mis met Tresoar, maar er was door de Commissie contact geweest met de archivaris van de gemeente Sneek, die het archief van het Sneker ziekenhuis graag wilde toevoegen aan het stadsarchief. Toen voelde ik mij uitgerangeerd, ‘op mijn ziel getrapt’. Ik heb het hele gedigitaliseerde archief gekopieerd en verzorg sinds juni 2015 vanuit huis de Facebookpagina ‘Sint Antonius Ziekenhuis Sneek’, om de historie waar mogelijk levend te houden, maar ook om ons ontvallen oud-medewerkers te gedenken. Momenteel zijn er bijna 900 volgers die een connectie hebben met het ziekenhuis.

Én - dat heb ik testamentair vast laten leggen – als ik niet meer op deze aardkloot rondwandel, gaat míjn archief, wat inmiddels flink is gegroeid door schenkingen, naar de archiefkelder van het Sneker stadhuis.” Babs Eliasar. Je zou haar ‘de barones’ van het Sint Antonius Ziekenhuis kunnen noemen….

Expositie over het Antonius Ziekenhuis in oorlogstijd was “een klapper”

De expositie over het Sint Antonius Ziekenhuis in oorlogstijd, in 2011 georganiseerd door de Commissie Historie, was “een klapper”, volgens Babs Eliasar. Maar het was tevens ook de laatste wisselexpositie. De opening op 27 april 2011 werd verricht door Georgine Hes-van Voolen (1939) samen met de dochter van toenmalig ziekenhuis-directeur George Disse.

Babs Eliasar: “Georgientje was een Joods meisje dat vanaf 1943 tot aan de bevrijding als ‘patiëntje’ was opgenomen op de kinderafdeling. Ik heb haar destijds opgespoord en gevraagd de opening van onze indrukwekkende expositie te verrichten.”

Na de oorlog zal Georgientje met haar moeder Henny herenigd worden, als enige overlevenden van het gezin. George Disse en zijn vrouw Cecile Bosma, die destijds als ziekenhuis-zuster als een moeder voor Georgientje zorgde en over haar waakte, ontvingen na de oorlog de Yad Vashem-onderscheiding.

Foto’s: Laura Keizer | Tekst: Wim Walda