Joke Posthuma al 45 jaar koningin van Café ’t Skûtsje

Algemeen
Afbeelding

Een groot spandoek siert de gevel van Café ’t Skûtsje: ‘Al 45 jaar koningin van Café ’t Skûtsje’ staat er met grote letters op. Het moge duidelijk zijn Joke Posthuma, een van de bekendste horecaondernemers van Sneek, viert een bijzonder jubileum. ‘Jammer dat het coronatijd is’, verzuchtte Joke onlangs. Vijf jaar geleden had Wim Walda een mooi interview met Posthuma, dat we hieronder nogmaals publiceren. Van harte Joke!

Joke Posthuma: Er zijn regels……….

Er zijn maar weinig onderwerpen die in Café ’t Skûtsje aan de Oosterdijk in Sneek, doorgaans onder het genot van een stevig glaasje bier, onbesproken blijven. Dat varieert van de temperatuur van het bier, via de vluchtelingencrisis tot de seksuele geaardheid van Premier Rutte. Wanneer de argumenten op zijn, stijgt de animositeit en daarmee doorgaans het aantal decibellen. Joke Posthuma, sinds 40 jaar ‘patronne’ van deze volkskroeg, staat erbij en kijkt er met een glimlach naar. Ze voelt feilloos aan wanneer de discussie een verkeerde kant op dreigt te gaan en grijpt dan tactisch in: “Nou jongens, waarom zijn jullie hier. Voor een biertje of om ruzie te maken. Want dat ga je maar thuis doen. Wat dachten jullie trouwens van…………”

“Dit is een kroeg waar iedereen zichzelf kan zijn en waar mijn klanten gerespecteerd worden om wat ze zijn en niet om hun taalgebruik, de auto waarin ze rijden of de kleren die ze dragen. Ze weten precies tot hoever ze kunnen gaan, want ik heb niet veel regels, maar als ze daar overheen gaan………”

Naast kroegbaas, al veertig jaar, is de 64-jarige Joke Posthuma dus ook discussieleider, ordebewaarder en een beetje psycholoog. Hoe is dat allemaal gekomen?

Historie

“Laten we vooropstellen dat ik eigenlijk altijd al het horecavirus in mijn bloed heb gehad. Daar lag mijn passie en dat zie je als een rode draad door mijn leven heenlopen. Vandaar dat ik er na veertig jaar nog steeds zoveel plezier in heb. Er is naar mijn beste weten maar één kroegbaas in Sneek die mij wat dat betreft de loef afsteekt en dat is Age de Vries van ’t Ouwe Vat, die is drie maanden eerder begonnen dan ik”.

Die historie begon op 11 juni 1951, toen Joke geboren werd op een klein boerderijtje aan de Lemmerweg, dat later moest wijken voor het sportcomplex van SWZ Boso Sneek. “Mijn vader was slager en werkte onder meer bij het abattoir op de Oude Oppenhuizerweg. Toen de boerderij werd verkocht verhuisde de familie Posthuma, vader Siep, moeder Miep en hun drie kinderen, naar Scharnegoutum”.

“Leren was niet echt mijn ding. Ik was op de Rehoboth-Ulo altijd bezig kattenkwaad uit te halen en mijn ouders kregen het advies om mij in een ander type onderwijs te plaatsen. Met andere woorden, ik werd van school gestuurd. Omdat ik nog leerplichtig was, kwam ik op het VGLO, zeg maar de Katholieke huishoudschool, bij de nonnen. Terugkijkend heb ik daar naast een aantal praktische vaardigheden best wel veel opgestoken, want die nonnen waren streng maar wel heel lief en ze lieten je in je waarde.

Nadat ik daar mijn diploma had gehaald wilde ik aan het werk. Ik vond een baan bij de ZHM in Irnsum, een zuivelhandel. Eerst op de factureerafdeling, later als assistentie van de directie. Ook in het weekend was ik aan de slag, want vanaf mijn veertiende stond ik zaterdagsmiddags al te boenen en te poetsen in de slagerij, die later verbouwd zou worden tot de Oosterpoortbar en uiteindelijk de naam ’t Skûtsje zou krijgen. Ik ben dus eigenlijk al vijftig jaar trouw aan het adres waar we nu zitten met ’t Skûtsje, haha”.

Joke had geen zitvlees en kwam via administratieve functies bij een houthandel in Irnsum en de firma Van der Meer Roodbergen in Sneek uiteindelijk toch achter de bar terecht. Haar oom Koos, achtereenvolgens eigenaar van snackbar De Kolk met daarachter een café, en snackbar de Pôlle, liet de slagerij aan de Oosterdijk in 1965 verbouwen tot ‘De Oosterpoorbar’, waar Joke horecaervaring opdeed. Dat werd verder uitgebouwd met een seizoen in de bediening op een Rijncruise schip, dat voer op Heidelberg.

“Dat was weliswaar leuk en leerzaam, maar ik had mezelf wel in de vingers gesneden daarmee, want ik had een vaste baan opgegeven voor een seizoen betrekking en dat betekende in die periode: geen WW-uitkering. Ik kon toen in de weekends aan het werk bij Eddy van der Lei, die de Sneker Pan had en het Paviljoen Sneekermeer en was overdag telefoniste-receptioniste bij de NMB-bank aan de Marktstraat.

’t Skûtsje

In 1975 kwam ’t Skûtsje in beeld. Lucas en ik konden het overnemen, maar we hadden nog geen horecapapieren. We keken daar vrij laconiek tegenaan: “Dat examen is toch ‘multiple gok’, dat komt wel goed. Maar het kwam niet goed. We zakten als een baksteen, maar een van de examinatoren troostte ons met de woorden, alhoewel dat achteraf niet echt bemoedigend was: Van de duizend mensen, die er meedoen, ken ik er 999”.

“Dus nog geen papieren, maar we zijn toen wel begonnen. Ik moest ten eerste dispensatie hebben voor mijn leeftijd, want ik was 24 jaar en de minimumleeftijd om een horecagelegenheid te mogen beginnen was 25 jaar. Dat lukte, maar die vergunning, die bleef ons letterlijk en figuurlijk dwarszitten. We deden natuurlijk wel mee aan de examens, maar je had het overdag hartstikke druk met de kroeg, dus verdween het leren naar de achtergrond. De resultaten waren er ook naar we zakten een aantal keren achter elkaar. Totdat de ambtenaren van de gemeente Sneek er genoeg van kregen en we via de rechter werden veroordeeld tot een boete van 2500 gulden, en dat was in die periode een behoorlijke aderlating. Het werd dus zaak om ‘dat papiertje’ serieus aan te pakken en dat wierp zijn vruchten af. Het was een moeilijke bevalling maar het kwam er uiteindelijk. Achteraf bekeken hadden ze natuurlijk groot gelijk maar in die periode vonden we het maar ambtelijke muggenzifterij.

Horeca Sneek

Joke Posthuma heeft 22 jaar lang een actieve rol gespeeld in het bestuur van Koninklijke Horeca Nederland afdeling Sneek. Aanvankelijk als algemeen bestuurslid, later als verantwoordelijke voor het secretariaat. Daar vervulde zij, zo verzekerden oud-bestuursleden van Horeca Sneek ons, een belangrijke rol speelde omdat zij kans zag om uit de hand gelopen discussies, die op persoonlijke rancune dreigden uit te draaien, te relativeren en de ‘ego’s’ weer met beide beentjes op de grond en bij de les te krijgen. “In die periode is er veel goeds voor Sneek gebeurd” vertelt ze. “Denk aan de gezamenlijke sluitingstijden, verruiming van de terrasmogelijkheden. De ‘landjepik’ mentaliteit maakte plaats voor ‘de neuzen dezelfde kant op’ en dat heeft geresulteerd in een horeca-afdeling in Sneek, die een betrouwbare en volwaardige gesprekspartner van de gemeente is geworden. In 2010 hing zij, met de komst van één grote gemeente, de pij aan de wilgen. “Het was tijd voor nieuw bloed, Bas Hollenberg, Anne Wind, Jan van Omme, Roelof Oosterbaan. Die hebben de horeca in Sneek nog verder samengesmeed tot een geoliede machine. Geen concurrenten meer, maar collega’s die Sneek samen op een hoger plan brengen”.

Jubileum

Geen jubileum gehad met je 40-jarig jubileum als kroegbaas?

“Neen er staan een paar jubilea voor de deur, maar die spaar ik op en vier ze volgend jaar allemaal tegelijk. Volgend jaar 11 juni word ik 65 jaar, ik zit dan nog steeds in mijn veertigste jubileumjaar als eigenaar van ’t Skûtsje, Lucas wordt dan 80 jaar en we zijn officieel 25 jaar bij elkaar. Dus is het op 10 juni feest in ’t Skûtsje”.

Stoppen?

“Ben je gek. Zo lang de mensen met wie ik werk en ikzelf er nog aardigheid in hebben, gaan we lekker door. Ik werk een dag of vier per week en ben zo vrij als een vogeltje. Ik denk dat ik de gezelligheid en de roddels zou missen als ik ophield. Dus, wie weet maak ik de vijftig jaar wel vol, maar dat is koffiedikkijken”.

Wim Walda, 2015

 

Joke Posthuma al 45 jaar koningin van Café ’t Skûtsje

Een groot spandoek siert de gevel van Café ’t Skûtsje: ‘Al 45 jaar koningin van Café ’t Skûtsje’ staat er met grote letters op. Het moge duidelijk zijn Joke Posthuma, een van de bekendste horecaondernemers van Sneek, viert een bijzonder jubileum. ‘Jammer dat het coronatijd is’, verzuchtte Joke onlangs. Vijf jaar geleden had Wim Walda een mooi interview met Posthuma, dat we hieronder nogmaals publiceren. Van harte Joke!

Joke Posthuma: Er zijn regels……….

Er zijn maar weinig onderwerpen die in Café ’t Skûtsje aan de Oosterdijk in Sneek, doorgaans onder het genot van een stevig glaasje bier, onbesproken blijven. Dat varieert van de temperatuur van het bier, via de vluchtelingencrisis tot de seksuele geaardheid van Premier Rutte. Wanneer de argumenten op zijn, stijgt de animositeit en daarmee doorgaans het aantal decibellen. Joke Posthuma, sinds 40 jaar ‘patronne’ van deze volkskroeg, staat erbij en kijkt er met een glimlach naar. Ze voelt feilloos aan wanneer de discussie een verkeerde kant op dreigt te gaan en grijpt dan tactisch in: “Nou jongens, waarom zijn jullie hier. Voor een biertje of om ruzie te maken. Want dat ga je maar thuis doen. Wat dachten jullie trouwens van…………”

“Dit is een kroeg waar iedereen zichzelf kan zijn en waar mijn klanten gerespecteerd worden om wat ze zijn en niet om hun taalgebruik, de auto waarin ze rijden of de kleren die ze dragen. Ze weten precies tot hoever ze kunnen gaan, want ik heb niet veel regels, maar als ze daar overheen gaan………”

Naast kroegbaas, al veertig jaar, is de 64-jarige Joke Posthuma dus ook discussieleider, ordebewaarder en een beetje psycholoog. Hoe is dat allemaal gekomen?

Historie

“Laten we vooropstellen dat ik eigenlijk altijd al het horecavirus in mijn bloed heb gehad. Daar lag mijn passie en dat zie je als een rode draad door mijn leven heenlopen. Vandaar dat ik er na veertig jaar nog steeds zoveel plezier in heb. Er is naar mijn beste weten maar één kroegbaas in Sneek die mij wat dat betreft de loef afsteekt en dat is Age de Vries van ’t Ouwe Vat, die is drie maanden eerder begonnen dan ik”.

Die historie begon op 11 juni 1951, toen Joke geboren werd op een klein boerderijtje aan de Lemmerweg, dat later moest wijken voor het sportcomplex van SWZ Boso Sneek. “Mijn vader was slager en werkte onder meer bij het abattoir op de Oude Oppenhuizerweg. Toen de boerderij werd verkocht verhuisde de familie Posthuma, vader Siep, moeder Miep en hun drie kinderen, naar Scharnegoutum”.

“Leren was niet echt mijn ding. Ik was op de Rehoboth-Ulo altijd bezig kattenkwaad uit te halen en mijn ouders kregen het advies om mij in een ander type onderwijs te plaatsen. Met andere woorden, ik werd van school gestuurd. Omdat ik nog leerplichtig was, kwam ik op het VGLO, zeg maar de Katholieke huishoudschool, bij de nonnen. Terugkijkend heb ik daar naast een aantal praktische vaardigheden best wel veel opgestoken, want die nonnen waren streng maar wel heel lief en ze lieten je in je waarde.

Nadat ik daar mijn diploma had gehaald wilde ik aan het werk. Ik vond een baan bij de ZHM in Irnsum, een zuivelhandel. Eerst op de factureerafdeling, later als assistentie van de directie. Ook in het weekend was ik aan de slag, want vanaf mijn veertiende stond ik zaterdagsmiddags al te boenen en te poetsen in de slagerij, die later verbouwd zou worden tot de Oosterpoortbar en uiteindelijk de naam ’t Skûtsje zou krijgen. Ik ben dus eigenlijk al vijftig jaar trouw aan het adres waar we nu zitten met ’t Skûtsje, haha”.

Joke had geen zitvlees en kwam via administratieve functies bij een houthandel in Irnsum en de firma Van der Meer Roodbergen in Sneek uiteindelijk toch achter de bar terecht. Haar oom Koos, achtereenvolgens eigenaar van snackbar De Kolk met daarachter een café, en snackbar de Pôlle, liet de slagerij aan de Oosterdijk in 1965 verbouwen tot ‘De Oosterpoorbar’, waar Joke horecaervaring opdeed. Dat werd verder uitgebouwd met een seizoen in de bediening op een Rijncruise schip, dat voer op Heidelberg.

“Dat was weliswaar leuk en leerzaam, maar ik had mezelf wel in de vingers gesneden daarmee, want ik had een vaste baan opgegeven voor een seizoen betrekking en dat betekende in die periode: geen WW-uitkering. Ik kon toen in de weekends aan het werk bij Eddy van der Lei, die de Sneker Pan had en het Paviljoen Sneekermeer en was overdag telefoniste-receptioniste bij de NMB-bank aan de Marktstraat.

’t Skûtsje

In 1975 kwam ’t Skûtsje in beeld. Lucas en ik konden het overnemen, maar we hadden nog geen horecapapieren. We keken daar vrij laconiek tegenaan: “Dat examen is toch ‘multiple gok’, dat komt wel goed. Maar het kwam niet goed. We zakten als een baksteen, maar een van de examinatoren troostte ons met de woorden, alhoewel dat achteraf niet echt bemoedigend was: Van de duizend mensen, die er meedoen, ken ik er 999”.

“Dus nog geen papieren, maar we zijn toen wel begonnen. Ik moest ten eerste dispensatie hebben voor mijn leeftijd, want ik was 24 jaar en de minimumleeftijd om een horecagelegenheid te mogen beginnen was 25 jaar. Dat lukte, maar die vergunning, die bleef ons letterlijk en figuurlijk dwarszitten. We deden natuurlijk wel mee aan de examens, maar je had het overdag hartstikke druk met de kroeg, dus verdween het leren naar de achtergrond. De resultaten waren er ook naar we zakten een aantal keren achter elkaar. Totdat de ambtenaren van de gemeente Sneek er genoeg van kregen en we via de rechter werden veroordeeld tot een boete van 2500 gulden, en dat was in die periode een behoorlijke aderlating. Het werd dus zaak om ‘dat papiertje’ serieus aan te pakken en dat wierp zijn vruchten af. Het was een moeilijke bevalling maar het kwam er uiteindelijk. Achteraf bekeken hadden ze natuurlijk groot gelijk maar in die periode vonden we het maar ambtelijke muggenzifterij.

Horeca Sneek

Joke Posthuma heeft 22 jaar lang een actieve rol gespeeld in het bestuur van Koninklijke Horeca Nederland afdeling Sneek. Aanvankelijk als algemeen bestuurslid, later als verantwoordelijke voor het secretariaat. Daar vervulde zij, zo verzekerden oud-bestuursleden van Horeca Sneek ons, een belangrijke rol speelde omdat zij kans zag om uit de hand gelopen discussies, die op persoonlijke rancune dreigden uit te draaien, te relativeren en de ‘ego’s’ weer met beide beentjes op de grond en bij de les te krijgen. “In die periode is er veel goeds voor Sneek gebeurd” vertelt ze. “Denk aan de gezamenlijke sluitingstijden, verruiming van de terrasmogelijkheden. De ‘landjepik’ mentaliteit maakte plaats voor ‘de neuzen dezelfde kant op’ en dat heeft geresulteerd in een horeca-afdeling in Sneek, die een betrouwbare en volwaardige gesprekspartner van de gemeente is geworden. In 2010 hing zij, met de komst van één grote gemeente, de pij aan de wilgen. “Het was tijd voor nieuw bloed, Bas Hollenberg, Anne Wind, Jan van Omme, Roelof Oosterbaan. Die hebben de horeca in Sneek nog verder samengesmeed tot een geoliede machine. Geen concurrenten meer, maar collega’s die Sneek samen op een hoger plan brengen”.

 

Jubileum

Geen jubileum gehad met je 40-jarig jubileum als kroegbaas?

“Neen er staan een paar jubilea voor de deur, maar die spaar ik op en vier ze volgend jaar allemaal tegelijk. Volgend jaar 11 juni word ik 65 jaar, ik zit dan nog steeds in mijn veertigste jubileumjaar als eigenaar van ’t Skûtsje, Lucas wordt dan 80 jaar en we zijn officieel 25 jaar bij elkaar. Dus is het op 10 juni feest in ’t Skûtsje”.

Stoppen?

“Ben je gek. Zo lang de mensen met wie ik werk en ikzelf er nog aardigheid in hebben, gaan we lekker door. Ik werk een dag of vier per week en ben zo vrij als een vogeltje. Ik denk dat ik de gezelligheid en de roddels zou missen als ik ophield. Dus, wie weet maak ik de vijftig jaar wel vol, maar dat is koffiedikkijken”.

Wim Walda