Anne Ferwerda – Roadhouse Pitbull Blues Band, Heen en weer geslingerd tussen muziek en natuur

Algemeen
Afbeelding

SNEEK - In het leven van Anne Ferwerda, de 63-jarige bassist van de Roadhouse Pitbull Blues Band uit Sneek, getrouwd, twee dochters, vechten drie verhaallijnen om de meest prominente plaats in zijn leven.

Ten eerste de muziek, ten tweede de natuur in voornamelijk het zomerseizoen en ten derde in de winter zijn schaatslessen, waarbij het lesgeven aan de kinderen uit het speciaal onderwijs met stip op de eerste plaats komt.

Maar voordat we daaraantoe komen, wie is Anne Ferwerda?

Anne Ferwerda is 63 jaar geleden ter wereld gekomen op de Westersingel nummer 24, een Sneker van het zuiverste water dus. Het vrijwel onbewoonbaar verklaarde woninkje in de Frittemahove-buurt, waar ‘moeke’ Veronica, in de buurt beter bekend als ‘Buurfrou Fronie’, met haar vijf kinderen voor tweeënhalve gulden per week woonde, moest in 1968 plaats maken voor de uitbreiding van het Sint-Antonius Ziekenhuis. Vader Anne kreeg in het geboortejaar van Anne op zijn werk bij Houthandel Ter Horst een ernstig ongeval, waaraan hij later in korte tijd kwam te overlijden. Zodat Buurfrou Fronie er alleen voorstond met vijf opgroeiende kinderen. Als schoonmaakster van een respectabel aantal kroegen deed ze haar best om het hoofd boven water te houden. Ze kreeg daarbij ondersteuning van het Oud Burger Weeshuis in de vorm van zogenaamde ‘bonboekjes’. “Als wij bijvoorbeeld een paar nieuwe schoenen nodig hadden”, graaft Anne in zijn herinnering, “Gingen we met het bonboekje naar de schoenenwinkel van Wander Bantema, waar later Kees Buster in was gevestigd en tegenwoordig Cappadocia.”

Conservatorium

“Alle kinderen waren muzikaal, dat hadden we van moeder. Ik wilde graag naar het conservatorium, maar dat kon ik op mijn buik schrijven. ‘Meisjes gaan naar de huishoudschool en jongens naar de ambachtsschool’ was haar devies en zo geschiedde. Op mijn vijftiende kon ik aan de slag bij DIMO (Dikkerboom & Moraal), waar Sake Holkema, de vader van Bertus, de scepter zwaaide. Een ‘poerbêste’ baas.

Toen speelde ik al een beetje gitaar. Van een oude buizenradio fabriceerde ik zelf een versterker. Het eerste nummer dat ik onder de knie had was ‘Satisfaction’ van de Stones. Zodra moeder niet thuis was, ging de volumeknop ‘op tien’. De buren zijn gek van ons geworden. Via mijn maat Roelof de Jong (Poele), zoon van bakker de Jong,ontmoette ik Foeke Kootje en Foeke Middendorp. ‘De Foekjes’ waren in die periode berucht en beroemd met hun band ‘Double F’, waarin ik begon te ‘bassen’. Daar heb ik in totaal zo’n tien jaar meegespeeld. Ik had mijn zinnen gezet op een Rickenbacker bas, waar het niet misselijke bedrag van 2475 ‘Hollandse florijnen’ voor op de toonbank moest komen. Via mijn oudere broer Henk die borg stond, heb ik die op afbetaling kunnen kopen. Maar we hebben maar niets tegen Moeke gezegd.

Sake Holkema zag wel dat ik niet te beroerd was om te werken en vroeg of ik ’s avonds ook weleens een klus wilde doen. Daar kreeg ik dan een tientje per uur voor. Als je nagaat dat ik een weekloon verdiende van 100 gulden, was dat een kapitaal. Dus heb ik die gitaar in een half jaar afbetaald. Ik heb de stempelkaart nog steeds. Pas toen heb ik het aan Moeke verteld. Ik zie het nog voor me; haar ‘kopke’ wat naar beneden en de tranen stroomden over haar wangen, zo trots was ze. Ze is overigens niet oud geworden, want ze was helemaal op.

Prelude voor Roadhouse Pitbull Blues

“De sfeer bij Double F was op het laatst om te snijden, zodat ik er toen uit ben gestapt. Ik heb vervolgens een volledige vakopleiding tot hovenier gevolgd en leerde ontzettend veel over de natuur. De gitaar ging onder de bank en heeft daar drie jaar gelegen. Tot ik voor een nieuwe band werd gevraagd. Het was ruzie voor, tijdens en na de optredens dus was die band geen lang leven beschoren.

Anton van Rooijen en ik hielden de oefenruimte in de Popkelder aan en pingelden daar wat, beetje blues, beetje rock. Jan van der Heide wilde meespelen. En niet veel later Herman Frank, een fantastische gitarist. Redhouse was geboren. Toen bleek dat er nog twee bands met die naam bestonden, werd het Roadhouse, maar ook die naam bleek al bezet. Uiteindelijk bracht de zanger van de Junkyard Dogs onbedoeld uitkomst. Hij noemde onze stijl ‘Pitbull Blues’. Vanaf dat moment heetten we Roadhouse Pitbull Blues Band. Die uptempo blues is ons handelsmerk geworden. Het pakt je en laat je niet meer los.”

Parenclub en duivelse striptease

En de rest is eigenlijk geschiedenis. We hebben heel wat Nederlandse feestzalen en kroegen gezien en werkelijk de mooiste dingen beleefd. Vooruit, een paar anekdotes. “Een daarvan,” vertelt hij, nog steeds nagenietend, “Was tijdens een feest aan boord van een grote driemaster klipper waar wij waren gevraagd als band. Voor anker bij Terschelling zagen wij het behoorlijk gemengde gezelschap in paartjes verschijnen en verdwijnen. Bleek het om een weekendje weg te gaan van een ‘parenclub’. Maar wij hebben ons keurig gedragen hoor.

Een tweede gedenkwaardig optreden speelde zich af tijdens een motorbeurs in het ‘FEC’ in Leeuwarden. Wij waren ingehuurd door de Harley Davidson stand. De eerste tonen van ‘The Peter Gunn Theme’ hadden nog niet geklonken, of er sprong een fraai gevormde meid in een strak leren duivelspakje met een drietand het podium op. Grote Jan, de drummer, kreeg prikken in zijn omvangrijke maar goed verstopte sixpack en ook zanger Anton kwam aan de beurt, waarna ze zich professioneel op de maat van de muziek van het pakje ontdeed. Tijdens de rest van de beurs hoefden de mensen de eerste tonen van ‘Peter Gunn’ maar te horen, of ze kwamen al rennend naar de Harley stand. Binnen een paar minuten zag het zwart van het volk”.

Huisband van de ‘Bokbeffers’ 

We hebben op de gekste plekken gespeeld. Terugkijkend kunnen we wel zeggen dat we ons hele bestaan een bijzondere band hebben gehad met het Bolwerk. En niet te vergeten Terschelling. Daar hebben we een speciale band mee gekregen. Niet in de laatste plaats omdat we de huisband werden van een Noord-Hollandse motorclub, ‘de Bokbeffers’, die een keer per jaar met de Pinksterdagen hun ‘clubuitje’ naar Camping Terpstra op Terschelling maakten. Een bijzonder kleurrijk lid van deze motorclub was Niek Nul, die in onze pauzes optrad in een Schots rokje, waarop binnen de kortste keren het hele Bokbeffershok op de grond lag te rollen van het lachen. Dat was echt een maatje van mij geworden. Helaas is hij om het leven gekomen toen hij als passagier van een scootertje afviel en met zijn hoofd tegen een paal belandde. Tijdens het eerstvolgende optreden op Terschelling heb ik een praatje gehouden ter nagedachtenis aan Niek en speelden we het clublied van de Bokbeffers, ‘Lady in Black’ van Uriah Heep. Ze waren in een keer geen drie turven hoog meer; de tranen biggelden die grote kerels over de wangen.”

De stekker eruit

“Als wij begonnen te spelen raakten we in een soort trance. Er was sprake van chemie, sterker nog magie, zodra de eerste toon klonk. Er hebben in de afgelopen vijfentwintig jaar de nodige wisselingen plaats gevonden. Drummer Jan van der Heide maakte plaats voor Johannes Blanksma, Anton van Rooijen zag geen kans meer om de muziek met zijn bedrijf te combineren en ruimde het veld voor Taco van der Land en Ruben Mulder maakte zijn entree als toetsenist. Die passie voor muziek was en is nog steeds de grootste gemene deler, maar je wordt ouder, er veranderen in je gezinssituatie dingen, in je werk. Met andere woorden er vindt in de loop der jaren met hele minieme stapjes een verschuiving in je prioriteiten plaats.

Ik vind het jammer dat daar nu een eind aan komt en had nog wel door willen gaan, want we zijn in ‘bloedvorm’, maar een band staat of valt met de eerdergenoemde magie en als dat er niet meer is, of sleets begint te raken, moet je er een punt achter zetten. Fans van Roadhouse kunnen gerust zijn. Er komt, linksom of rechtsom, een afscheidsconcert. Of dat gaat lukken in het Bolwerk is nog de vraag. Dus ik heb ook al eens gedacht aan een buitenconcert, bijvoorbeeld op het Martiniplein, Schaapmarktplein of Bristolplein. Haha, dat laatste is een grapje hoor.”

Eentiende

“Naast muziek is de natuur mijn grootste passie. Ik ben dertien jaar met mijn allergrootste kameraad, wetterhoun Hotze, een geweldenaar, muskusrattenbestrijder geweest, maar werk nu ’s zomers als leermeester bij het ‘Grienskip’, een leerwerkbedrijf van Wetterskip Fryslân, Empatec en Caparis voor mensen met afstand tot de arbeidsmarkt. Met Grienskip gaan we de strijd aan tegen exotische plantensoorten, zogenaamde ‘invasieve exoten’, in de Friese natuur. Die jagen de natuur helemaal naar de ratsmodee. Daarnaast organiseer ik regelmatig natuur-excursies met de praam van de familie Overwijk in de buurt van Top en Twel, Brekken en Sneekermeer. ’s Winters word ik gedetacheerd naar de IJshal van Leeuwarden als schaatstrainer. Lesgeven aan bedrijven, volwassenen, kinderen, scholen. Vooral het speciaal onderwijs vind ik fantastisch: ‘Meester dit, meester dat, is het dan’, waarna je eerst uitvoerig wordt geknuffeld en daarna barst het los. Machtig man, je kunt mij geen groter plezier doen dan me zo’n groep toewijzen.” Wat een voldoening!

“Zo, nou heb je ongeveer eentiende van mijn leven gehoord, wanneer gaan we verder?”

Door: Wim Walda